Toekomst “Vereniging voor volkstuinen” weinig rooskleurig

Vijftig jaar volkstuin in Oosterwierum

Bijna vijftig jaar na de oprichting ziet de toekomst er voor de “Vereniging voor volkstuin” in Oosterwierum er weinig rooskleurig uit. Het perceel waarop de volkstuinen zijn gesitueerd, is door het Old Burger Weeshuis verkocht aan een particulier. Van de tien volkstuinders die nog gebruik maken van het land, hebben vijf in overleg met het OBW een hoekje land bij huis gekregen. Blijven er vijf volkstuinders over, zodat de toekomst van de vereniging er weinig rooskleurig uitziet.

Tijdens voedselschaarste als gevolg van de Duitse bezetting is in 1942 door het OBW in Leeuwarden een perceel weiland beschikbaar gesteld voor de bevolking van Oosterwierum om er hun eigen aardappelen en groenten te verbouwen. Het OBW had in eigendom een perceel weiland van 1,1 hectare groot dat bij Oosterwierum net buiten de bebouwde kom lag, dit werd met instemming van de pachter verhuurd aan de Vereniging voor Volkstuin, die op 25 maart 1942 werd opgericht. Na de Tweede Wereldoorlog werd tot op heden de huur telkens per 3 jaar verlengd.

Het desbetreffende perceel weiland werd in de oorlog omgeploegd en opgedeeld in 43 perceeltjes van elk 2,5 are, waarvan ieder gezin naar behoefte een half of geheel perceel of meer kon huren. Vooral in en vlak na de oorlog en in de jaren vijftig was hiervoor veel belangstelling. Mede door de toen nog lage arbeidslonen en veelal grote gezinnen was dit een welkome aanvulling.

Het bestuur van de vereniging en ook de leden zelf hielde er toezicht op dat de percelen goed werden verzorgd, zodat het geheel er netjes uitzag. Ook werden alle percelen over de gehele lengte door markeringspaaltjes in drieën verdeeld, zodat de aardappelen ieder jaar systematisch konden opschuiven en telkens weer in schone grond konden worden gepoot. Op deze regel mocht niet worden afgeweken en er werd ook streng toezicht opgehouden.

In de winter wordt de jaarlijkse ledenvergadering gehouden. Nadat vaak even wordt stilgestaan bij het afgelopen groeiseizoen, vindt de presentatie plaats van het financiële verslag en worden de percelen weer voor het komende seizoen verhuurd. Met schikken en plooien worden de percelen van vertrekkende laden weer toegedeeld aan nieuwe leden, of gevestigde leden schuiven naar voren, zodat nieuwe leden achter aansluiten. De percelen die over zijn worden verhuurd aan een plaatselijke (kleine) veehouder, die er voerbieten verbouwt. Bij toename van de belangstelling stelt hij die percelen weer beschikbaar.

Het onderhoud van de kavel, zoals de toegangsdam met het hek, het middenpad en de sloten wordt in onderling overleg door vrijwilligers geklaard. Door deze zuinigheid kon in het midden van de jaren vijftig met een huurprijs van f 16,75 per perceel, door de vereniging nog grondonderzoek en kalkbemesting worden betaald. In 1956 heeft het bestuur een voorstel voor de aanleg van drainage gedaan. Ondanks 18 procent overheidssubsidie, waardoor de totale investering wordt begroot op f 720 is het plan door de leden verworpen, met als motivatie dat het verloop onder de leden te groot zou zijn.

Vanaf het begin van de jaren zestig neemt, onder invloed van stijgende arbeidslonen en het steeds (relatief) goedkoper worden van de eerste levensbehoeften, de belangstelling voor het zelf verbouwen van groente langzamerhand af. In 1965 is zelfs de helft van de percelen over en deze worden ingezaaid met gras. Op de jaarvergadering wordt dan ook aangedrongen om meer nieuwe leden te zoeken, om de gezelligheid op de tuin te bevorderen. Echter de daling zet verder door tot 1972 wanneer er nog dertien percelen worden verhuurd als tuingrond.

Tijdens de oliecrisis in het begin van de jaren zeventig, gevolgd door stagnerende economische groei en stijgende voedselprijzen, neet de belangstelling voor de volkstuin weer toe. Werknemers krijgen langzamerhand toe. Werknemers krijgen langzamerhand meer vrije tijd en gepensioneerde vinden wat “ferdivedaasje”, door hun (soms) dagelijkse loop naar de volkstuin, waar ze nog nuttige en aangename bezigheden kunnen vinden. In deze periode breidt Oosterwierum door nieuwbouw sterk uit. Hierdoor vestigen zich er ook enkele migranten en dit heeft tot gevolg, dat op de jaarvergadering 1977 het bestuur de voertaal van het Fries in het Nederlands verandert. De belangstelling voor tuingrond bereikt haar hoogtepunt in 1983, wanneer er 21 percelen worden verhuurd.

Weinig rooskleurig

Vanaf 1986 treed opnieuw een sterke daling op, zodat er in het lopende groeiseizoen (1992) nog maar 7 percelen beteeld worden. Voorzitter Piet Hettinga ervaart het zelf verbouwen van de groente op dit moment niet als een economische noodzaak, maar meer als een hobby. Bij mooi weer kun je in de vrije tijd nog even in de buitenlucht iets doen. Bovendien kun je er vaak even naar toe lopen en kijken hoe aller er bij staat.

De toekomst van de Vereniging voor Volkstuin in Oosterwierum ziet er niet rooskleurig uit, mede doordat de helft van de tien overgebleven huurders gebruik hebben gemaakt van de hun geboden mogelijkheid, om bij hun huis een stukje grond aan te kopen. Dezen zullen waarschijnlijk volgend jaar afhaken.

Hettinga, die sinds 1980 lid is, verklaart dat hij met zijn gezin in het zomerseizoen uitsluitend eigen groente eet, een uitzondering nagelaten. In de winter wordt wel groente bijgekocht, hoofdzakelijk om variatie te creëren in het voedselpakket. Het voordeel van eigen producten is dat je weet wat je eet. Vooral met het oog op gebruikte kunstmest en bestrijdingsmiddelen. En in tegenstelling tot sommige aangekochte en snel opgekweekte producten zoals aardbeien of een krop sla, hebben de eigen producten toch een iets andere, vollere en natuurlijker smaak, zo besluit voor Hettinga.

Landbouwblad, 1 augustus 1992, Nico van der Werf